|
||
Wilgenroosje Chamerion angustifolium Naam De Nederlandse
naam wilgenroosje dankt de plant aan het feit dat de bladen lijken op die van
de wilg. Roosje is een algemene aanduiding voor " rode bloemen" . De
oude geslachtsnaam (Epilobium) komt van het Griekse
epi (op) en lobos (peul), omdat de bloem op het lange
vruchtbeginsel staat. Chamerion is afgeleid van het
Griekse chamai (dwerg) en neros
(vochtig). Angustifolium betekent " met smalle
bladen" . Standplaats Bodem: Zonnige
tot half beschaduwde, open plaatsen op matig droge tot vochtige, matig
voedselarme tot matig voedselrijke, stikstofrijke, vaak zwak zure en vaak
omgewerkte grond (zand, leem, veen en stenige plaatsen). Groeiplaatsen:
Bossen (langs bospaden), bosranden, kapvlakten, brandplekken, stormvlakten,
struwelen, hakhoutbosjes, houtwallen, langs spoorwegen (spoorbermen), bermen,
grasland (grazige plaatsen, grenzend aan bosranden), afgravingen (zandgroeven),
braakliggende grond, plantsoenen, steenglooiingen, tussen straatstenen,
parkeerterreinen, afbraakterreinen, puinhellingen, waterkanten (rivieren,
sloten, kanalen, basaltglooiingen en tussen stenen van beschoeiingen langs
vaarten), zee duinen, ruigten, in knotbomen, drooggevallen mosselbanken,
meeuwenkolonies, drooggevallen zandplaten, opgespoten grond, stortterreinen,
oude muren, afgebrand rietland en soms in akkers. Kenmerken De plant wordt
zo'n 30 tot 150 cm hoog, ook is hij overblijvend (hemikryptofyt
(winterknoppen op of iets onder de grond) of geofyt
(winterknoppen onder de grond)). De bloeimaanden van het Wilgenroosje zijn
normaliter juli, augustus en september. De plant heeft wortels met ondergrondse
uitlopers en meestal groeiend in grote groepen. De rechtopstaande stengels zijn
vrijwel kaal met stompe kanten. De verspreid
staande bladeren zijn langwerpig, gaaf of zwak getand en hebben een langs de
rand lopende nerf. Ze worden 0,8 tot 1,2 cm lang en 1 tot 2 cm breed. De
tweeslachtige bloemen vormen samen lange, iets puntig toelopende trossen met
kleine schutbladen. Ze zijn roze, paarsrood of wit(zelden) en worden 2 tot 3 cm
groot. De kroonbladen zijn iets uitgerand. De
bovenste zijn iets breder dan de onderste. De meeldraden en de stijl steken uit
de bloem en buigen later omlaag. De stempel heeft 4 spleten. De bloemknoppen
zijn sterk terug gekromd. Hij is een
doosvrucht, dat betekend dat de pluisvormige zaden worden verspreid door de
wind. De tweezaadlobbig zaden zijn langlevend (> 5 jaar). Culinair Jonge bladen en jonge scheuten kunnen als groente of in soep gebruikt worden. Maak bij gebruik als groente de scheuten klaar als asperges. Vroeger werden de bladen ook voor het trekken van thee gebruikt. De bladeren moeten dan eerst in de zon drogen.
|
||
© Kruidenprikkels - sinds 2016
|