|
||
Klein
hoefblad Tussilago
farfara Naam De Nederlandse
naam heeft te maken met het blad, dat lijkt op een paardenhoef. Tussilago betekent "hoestverdrijver".
Sinds de Romeinen geldt hoefblad als een middel tegen hoest. Farfara is afgeleid van het Latijnse far (meel) en fero (dragen). Standplaats Klein hoefblad is
een echt pionierssoort. Klein hoefblad kun je vinden op vochtige, zeer
voedselrijke grond, die omgewerkt is en kalk bevat. Ook kan de grond tegen het
brakke aan zijn, je vindt de soort dan ook op zandige oevers van rivieren,
langs bermen, akkerranden en dergelijke. In de duinen komt het alleen voor in
gebieden waar voedselrijk water wordt ingelaten. Kenmerken Hij is 7 tot 24
cm hoog en het is een overblijvende plant.
De bloei maanden zijn februari tot en met april. De plant heeft
een kruipende wortelstok met lange ondergrondse uitlopers (tot meer dan 1 meter
ver)en een worteldiepte tot 1 meter. De bloeistengels
staan rechtop en zijn niet vertakt. De stengels hebben eironde tot langwerpige,
groene, bruinrode tot roodachtige schubben. Ze zijn spinragachtig behaard. De bladeren zijn
wortelstandig. Ze zijn vrij rond, 10 tot 30 cm breed en hebben een hartvormige
voet. De rand is hoekig en ongelijk getand (iets verdikt en paarsbruin tot
zwartachtig). Van boven zijn de bladeren spinnenwebachtig behaard. Later worden
ze tussen de nerven kaal. Van onderen zijn ze witviltig. De bladeren hebben een
zijdelings afgeplatte en niet geribde steel. De bloemen zijn eenslachtig (een bloem met
alleen mannelijke of alleen vrouwelijke geslachtsorganen). Eenhuizig
(mannelijke en vrouwelijke bloemen op dezelfde plant). De bloeistengels dragen
maar 1 bloemhoofdje. Het gele, eerst opgerichte, maar later knikkende hoofdje
is 2 tot 3 cm groot. De bloemen hebben buisbloemen en zeer smalle vrouwelijke
lintbloemen. De omwindselbladen staan in 1 rij. De bloemen verschijnen voor de
bladeren.
Culinair In de keuken
worden jonge bladeren en scheuten gebruikt in salades en soepen. Weetjes Nu wordt de plant
veelvuldig gegeten maar vroeger was de geneeskundige waarde het belangrijkst.
De gedroogde bladeren werden verwerkt tot kruidensigaretten, en met stroop en
suiker tot hoesttabletten, ter bestrijding van hoest en astmatische klachten.
Een andere toepassing was om bladeren te koken in droesem en met salpeter in de
zon te drogen. Dit poeder werd in tondeldozen gebruikt om vuur te maken. Door
de meeste zoogdieren wordt de plant niet gevreten. Veel volksnamen verwijzen
naar de hoefvorm van het blad.
|
||
© Kruidenprikkels sinds 2016
|