Rimpelroos                            Rosa rugosa

 

Naam

Rosa is het Latijnse woord voor " roos" . De naam komt komt via het Griekse rodon van het Oudperzische wurdo, waar het 'doornstruik' betekende. Rugosa betekent " rimpelig" .

 

Standplaats

Bodem: Zonnige plaatsen op matig voedselarme tot voedselrijke, vaak kalkhoudende grond. De struik verdraagt zout (zand en stenige grond).

Groeiplaatsen: Zee duinen, heggen, struwelen, bosranden, perken, bermen (langs autowegen en langs kanalen), stuifdijken en waterkanten.

 

Kenmerken

1 tot 2 meter.

Overblijvend.

Bloeimaanden: Juni, juli, augustus en september.

Wortels: Met veel wortelopslag.

De takken zijn viltig, met dunne, rechte, dicht opeenstaande stekels van ongelijke lengte.

De bladeren zijn 5- tot 9-tallig. De deelblaadjes zijn rondachtig, van onderen dicht behaard, enkel gezaagd en de nerven zijn vrij diep ingekerfd.

Bloemen: Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen). De bloemen zijn 4 tot 7 cm in doorsnee. De kroonbladen zijn diep paarsrood of wit. Aan de bloemstelen zitten steelblaadjes.

Vruchten: Een vlezige schijnvrucht. De grote, hangende bottels zijn iets afgeplat, oranjerood en met een kroontje van blijvende, opgerichte kelkbladen.

 

Culinair

   

De jonge bladeren kunnen gebruikt worden voor in thee, vers of gedroogd.

De bloemen nog in knop zijn superlekker op zoetzuur.

Het aroma van de bloesem van de rimpelroos is sterker dan die van de hondsroos en daardoor nog lekkerder als siroop, dessert of in salades.

De jam, gelei en andere afleidingen krijgen ook een intensere smaak.

 

 
 

© Kruidenprikkels - sinds  2016

Terug