|
||
Hondsroos Rosa canina
Naam Rosa is het
Latijnse woord voor " roos" . De naam komt via het Griekse rodon van het Oud Perzische wurdo,
waar het 'doornstruik' betekende. Canina betekent
" van een hond" en slaat op de overtuiging van de oude Grieken dat
deze roos hondenbeten genas. Plinius noemde de plant daarom Rosa canina (Hondsroos). Standplaats Bodem: Zonnige
tot half beschaduwde plaatsen op vochtige tot droge, matig voedselrijke tot
voedselrijke, zwak zure tot kalkrijke grond. Groeiplaatsen:
Hagen, bosranden, lichte loofbossen, bermen, struwelen, uiterwaarden,
moerasbosranden, duinen (duinvalleien), hellingen, dijken en langs spoorwegen
(spoorbermen). Kenmerken 2 tot 3 meter. Overblijvend. Bloeimaanden:
Juni en juli. Meestal zonder
wortelopslag. De takken zijn
meestal boogvormig, maar soms groeien ze meer rechtop. Op de takken groeien
brede, haakvormig gekromde stekels. De bladeren zijn
5- en 7-tallig. De deelblaadjes zijn langwerpig-eirond, enkel of dubbel
gezaagd, niet of weinig glanzend, vaak iets blauwachtig en kaal tot dicht
behaard. Klierharen ontbreken of ze groeien alleen aan de bladonderkant op de
nerven. Bij wrijven ruik je geen appelgeur. Bloemen:
Tweeslachtig (een bloem met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen).
De bloemen zijn zachtroze. De korte stijlen komen maar weinig buiten de
bloemkroon uit. De kelkbladen zijn na de bloei teruggeslagen, en vallen af
voordat de vrucht rijp is. Vruchten: Een
vlezige schijnvrucht. De bottels zijn oranjerood, zonder klieren
Culinair Van de bottels
kun je nadat je het zaad heb verwijdert allerlei producten maken zoals, jam, couli, gelei, smoothies enz. Ook kun je het
vlees drogen of vermalen voor in patisserie of andere gerechten. Van het jonge
blad kun je thee zetten en ook drogen om het te bewaren voor later in het jaar. De bloesem kan
gebruikt worden in salades of desserts, voor siropen of rozenbottelwater. Weetje De Egelantier
lijkt op de hondsroos maar heeft kleine haartjes op bottel.
|
||
© Kruidenprikkels - sinds 2016 |